USB-C, het zou dé aansluiting moeten zijn. Voor alles. Smartphones, laptops, randapparatuur. Toch is het niet zo eenvoudig. Er is USB-C met alleen data, met video, met allebei. USB-C die kan opladen en USB-C waarmee je kan opladen - en allebei. Dan hebben we het nog niet gehad over Thunderbolt. Of USB 4 en al die andere USB-versies. Hier lees je alles over producten met USB-C, en de nodige nuttige informatie. USB-C, gemakkelijker kunnen we het niet maken - maar hopelijk wel een beetje begrijpelijker.
USB-C is een stekker. Niet meer, niet minder. Het is een stekker waarbij het niet uitmaakt hoe je die aansluit. Boven en onder, ze zien er hetzelfde uit. Dat is ook het grote verschil met USB-A. Daar had je nooit van gehoord, tot USB-C er was. Maar USB-A zijn dus die bekende, platte, USB-stekkers. Met een dikkere en een dunnere kant. Die je altijd net verkeerd om ergens probeert in te prikken. Daar is USB-C dus op bedacht.
We vallen maar even met de deur in huis hier. USB-C is geen USB 3.1. De twee standaarden werden tegelijk bekend gemaakt. Daardoor halen heel veel mensen - en fabrikanten, instellingen, publicaties en verbaasde aliens op Alpha Centauri - de twee door elkaar. Het klopt dus niet. USB-C is een stekker. USB 3.1 is een aanduiding voor een versie van het USB-protocol. Dat is de standaard die omschrijft hoe een USB-signaal werkt en wat er allemaal mee mogelijk is.
Lange tijd was het simpel. Een nieuwe versie van USB had een hoger cijfer. Dat betekende dat die USB-versie sneller was. Je kon er meer data mee versturen. Eerst was er USB 1, maar die werd zo snel vervangen door USB 1.1 dat we het eigenlijk nooit over USB 1 hebben. Na 1.1 kwam 2, ook wel 2.0 genoemd. Na 2.0 kwam 3.0. Dat was een stuk snellere variant.
Alleen toen... toen kwam USB 3.1, en die kwam er in twee versies: gen.1 en gen.2. Dat was al lastig, maar de mensen van de USB-standaard (het USB IF consortium) maakten het vervolgens echt onbegrijpelijk. Want: USB 3.1 gen.1 was gelijk aan USB 3.0. Dus alle apparaten die eerst USB 3.0 heetten, werden opeens USB 3.1. Waarbij veel fabrikanten dat gen.1 gewoon weglieten. Terwijl gen.1. en gen.2 wel heel veel verschil maakte. Want gen.2 was twee keer zo snel als gen.1.
Net toen je dacht dat het niet ingewikkelder kon worden, werd het dat toch. De USB-mensen kwamen namelijk met USB 3.2. Ook weer met een gen.1 en een gen.2. En een gen.2x2, maar daarover straks meer. Je raadt het al: USB 3.2 gen.1 was gelijk aan USB 3.1 gen.1. En USB 3.2 gen.2 was gelijk aan USB 3.1 gen.1.
Nu die gen.2x2. Gen.2 was twee keer zo snel als gen.1, dus je zou denken dat iets wat weer twee keer zo snel is, gen.3 heet. Maar nee: dat is dus gen.2x2.
Ere wie ere toekomt: het USB IF consortium wist óók dat niemand dit ging begrijpen. Het had een opmerkelijke verklaring: de rare USB-versienamen waren bestemd voor mensen die zich bezighielden met USB-standaarden. Voor hard core USB-freaks, zeg maar. Voor gewone mensen, was er een ander lijstje namen. Met speeds, oftewel snelheden. Kijk maar:
Toegegeven, ze zijn een beetje lang. Maar ze zijn wél duidelijk. Er is één nadeeltje: vrijwel niemand gebruikt ze. Daardoor heb je een pagina als deze nodig, om te begrijpen wat USB 3.2 gen.2x2 nu precies betekent. Bijvoorbeeld.
De vele gezichten van USB-C
Tot de komst van USB-C kon je twee dingen doen met USB. Data doorsturen - bijvoorbeeld bestanden - van een computer naar een apparaat (externe ssd, printer, noem maar op) of de andere kant op. Signalen van een toetsenbord of muis naar een pc sturen, bijvoorbeeld. Daarnaast kon je er een apparaat mee opladen. Bijvoorbeeld een smartphone.
USB-C voegde daar een derde mogelijkheid aan toe. Via deze verbinding kan je ook videosignalen versturen. Je kunt er dus een monitor mee aansluiten - mits je computer USB-C-met-video heeft en je monitor een USB-C-ingang.
Dat is handig, omdat USB-C het ook mogelijk maakte, veel grotere hoeveelheden stroom te transporteren. Bij USB-A houdt dat zo'n beetje op bij 15 watt, maar via USB-C kan je zomaar 90 watt (en binnenkort nog meer) transporteren. Daar kan je, bijvoorbeeld, een laptop mee opladen. Dat maakt zogenaamde USB-C docks mogelijk, en USB-C docking monitors. Kastjes en beeldschermen die je met één kabel met je computer verbindt. Op dat kastje of die monitor sluitje dan alles aan wat je verder gebruikt - printer, muis, toetsenbord, webcam, geheugenkaartlezer, externe ssd, tekentablet, smartphone, enzovoorts. Je kan er ook een monitor op aansluiten. Tenzij het dus al een docking monitor is, met eigen usb-aansluitingen.
Via die ene kabel is je laptop dan van alles voorzien wat nodig is. Data voor invoer en uitvoer, een beeldscherm, en stroom. Wil je op pad, dan hoef je maar één kabel los te maken. Gemak dient de mens.
Helaas, zo mooi is het dus niet altijd. Zo zijn er grote verschillen tussen USB-C poorten op laptops. Sommige doen alleen data. Sommige doen data en video, maar geen stroom. Andere doen data en stroom, maar geen video. Op docks en monitoren is het niet veel beter. Sommige kunnen hoge resolutie beelden (4K) doorsturen, andere niet. Sommige laden op met 45 watt, andere met 60. Weer andere met 90. Dan hebben we het nog niet gehad over apparaten die wel USB-C hebben, maar niet met elke USB-C kabel goed werken. Alleen met eentje van het eigen merk doen die het.
Dit is een goed moment om te vertellen waar USB voor staat: universal serial bus. Ruw vertaald: universele seriële aansluiting. Universeel. Werkt met alles. Nou ja, dat is dus de droom. Maar we zijn er nog niet.